NVSA sluit zich aan bij kort geding; Staat schendt verschoningsrecht advocatuur
Op zaterdag 15 januari 2022 verschenen in het Financieel Dagblad en het NRC uitvoerige artikelen over inbreuken die het OM en de opsporing maken op het verschoningsrecht van advocaten. Volgens de beide artikelen kwamen deze inbreuken aan het licht in het onderzoek Castor, een onderzoek waarin advocaten verbonden aan advocatenkantoor Stibbe de verdediging voeren.
Voorafgaand aan de beide publicaties hebben advocaten, verbonden aan advocatenkantoor Stibbe het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten ingelicht en inzage gegeven in de onderbouwing van de stelling dat sprake is van inbreuken op het verschoningsrecht. Deze advocaten hebben daarbij hun zorg uitgesproken dat uit het onderzoek Castor was gebleken dat de in dat onderzoek ter discussie staande werkwijze is aan te merken als een bestendige en in de praktijk gangbare werkwijze van het OM.
Op basis van bestudering van de stukken deelt het bestuur van de NVSA de constateringen en de zorgen omtrent de bestendige inbreuken op het verschoningsrecht van advocaten in volle omvang.
Het is niet aan het bestuur van de NVSA om zich uit te laten over de specifieke merites van het onderzoek Castor. Wel wil het bestuur kwijt dat uit de stukken een schrikbarend beeld volgt waar het betreft de volgens de stukken gangbare werkwijze van het OM. Zo komt onder andere naar voren dat in gevallen waarin tussenkomst van een rechter op grond van artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering – een regeling die waarborgen geeft voor beslag op geheimhoudersstukken – vereist is, het OM die regeling welbewust omzeilt door alle mailcorrespondentie te vorderen van het bedrijf dat de emailserver van een cliënt host op grond van artikel 126ng/ug van ditzelfde wetboek. OM en opsporing vinden – naar de mening van onze vereniging ten onrechte – dat men in dat geval zelf en dus zonder rechterlijke tussenkomst mag beoordelen of het verschoningsrecht geldt. Onze vereniging duidt dit aan als miskenning van het verschoningsrecht.
Buiten het hiervoor omschreven omzeilen van het verschoningsrecht heeft het bestuur aan de hand van de stukken onder andere geconstateerd dat met geheimhoudersstukken uiterst onzorgvuldig wordt omgegaan. Geprivilegieerde mails worden geprint, in voor het onderzoeksteam vrij toegankelijke ordners gedaan en de bewuste stukken worden niet of niet tijdig vernietigd. Ook wordt er op brede, in ieder geval te brede schaal kennis genomen van vertrouwelijke geheimhoudersmails. Bovendien blijken geheimhoudersfunctionarissen niet of onvoldoende geschoold te zijn in het herkennen van verschoningsgerechtigd materiaal. Een voorbeeld hiervan is dat bijlagen bij e-mails niet werden aangemerkt als vallend onder het verschoningsrecht. Niet in de laatste plaats volgt uit de stukken dat de kwaliteitsofficier tevens geheimhoudersofficier was en dat deze in beide functies verbonden was of is geweest aan het onderzoek Castor. Voor de parketsecretaris in dit onderzoek gold iets soortgelijks: deze werkte zowel voor de zaaksofficier als voor de geheimhoudersofficier (tevens kwaliteitsofficier) en ook deze vervulde dus rollen die zich niet met elkaar verhouden.
Het vorenstaande is slechts een selectie van een aantal in het oog springende elementen. Voor ons is relevant dat het beeld dat uit de stukken opdoemt, inhoudt dat hier sprake is van een bestendige en wijdverspreide praktijk van talrijke misstanden en gebrekkige waarborgen. Dit beeld is uiterst verontrustend en schadelijk.
Het verschoningsrecht is van fundamenteel belang voor een goede rechtsbedeling. Cliënten en advocaten moeten onderling vrijelijk kunnen communiceren; cliënten moeten erop kunnen vertrouwen dat alles dat zij met hun advocaat bespreken geheim is en geheim blijft. Op grond van de wet en verdragsrechtelijke verplichtingen heeft de overheid dit te eerbiedigen. De praktijk dat een individuele opsporingsambtenaar kennisneemt van de inhoud van geheimhoudersstukken en eigenhandig beslist of het verschoningsrecht in het geding is, is in strijd met de wet.
In het vorenstaande ziet het bestuur alle aanleiding om aan te sluiten bij het door advocatenkantoor Stibbe aangekondigde kort geding. De NVSA zal daarbij onder andere vorderen dat de Staat het verschoningsrecht eerbiedigt en dat aan de praktijk van de inzet van geheimhoudersambtenaren en geheimhoudersofficieren onmiddellijk een einde komt. Met deze vorderingen beoogt de NVSA te bereiken dat de toets omtrent het verschoningsrecht slechts daar wordt uitgevoerd waar deze thuishoort: in het kabinet van de rechter-commissaris.