Kabinetsvisie tenuitvoerlegging gevangenisstraffen eenzijdig en beperkt van opzet
De maatregelen die het kabinet voorstelt met betrekking tot de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen zijn te weinig gericht op de resocialisatie van de gedetineerde. Het voorstel om het stelsel van voorwaardelijke invrijheidstelling van gedetineerden te wijzigen leidt tot minder toezicht op en begeleiding van gedetineerden die voorwaardelijk vrij komen. Dat verhoogt de kans dat ex-gedetineerden opnieuw delicten plegen. De invulling van het verlof voor arbeid en praktische re-integratieactiviteiten is onvoldoende om stapsgewijs en veilig terug te keren naar de maatschappij. Het gevangeniswezen in ons land heeft de afgelopen jaren grote veranderingen ondergaan. Tegen deze achtergrond is de RSJ teleurgesteld dat de visie voornamelijk betrekking heeft op slechts een klein deel van de gedetineerden (de lang(er)gestraften) en het kabinet niet een bredere en fundamentele visie op vrijheidsbeneming heeft ontvouwd. Dit stelt de Afdeling advisering van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) in een vandaag gepubliceerd advies aan minister Dekker voor Rechtsbescherming.
Fundamentele wijziging voorwaardelijke invrijheidstelling
De Afdeling advisering van de RSJ reageert met dit advies op de kabinetsvisie “Recht doen, kansen bieden” die in juni 2018 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Een belangrijk onderdeel van de kabinetsvisie gaat over de wijziging van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De Afdeling advisering van de RSJ heeft hierover al op 12 juni het Advies inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling uitgebracht waarin zij negatief adviseert over het nieuwe voorstel. Met de voorwaardelijke invrijheidstelling komen gedetineerden na het verstrijken van twee derde van hun straf onder voorwaarden vrij. Ze moeten zich dan bijvoorbeeld laten behandelen voor een psychische stoornis of verslaving, mogen geen contact met bepaalde mensen zoeken of moeten bepaalde plaatsen mijden (gecontroleerd met een elektronische enkelband). Houdt iemand zich niet aan de voorwaarden, dan moet hij terug de gevangenis in en de rest van zijn straf uitzitten. Door gedetineerden op deze manier te controleren en begeleiden is de kans kleiner dat zij opnieuw delicten plegen. Goed toezicht en begeleiding door bijvoorbeeld de reclassering dragen bij aan resocialisatie en minder recidive. Dat is in het belang van slachtoffers en van de veiligheid van de maatschappij. Volgens recent uitgevoerd onderzoek functioneert de huidige regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling goed. De Afdeling advisering ziet de noodzaak van de wijzigingen niet en mist onderbouwing daarvan in de visie van het kabinet. Een fundamentele verandering in de voorgestelde wijziging is de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling van rechtswege. Dit betekent dat aan de hand van enkele criteria per geval beoordeeld zal worden of de gedetineerde in aanmerking komt voor invrijheidstelling onder voorwaarden. Dat kan in het uiterste geval betekenen dat zij niet in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling en zonder enige vorm van controle of begeleiding vrij komen. De minister wil de voorwaardelijke invrijheidstelling beperken tot maximaal twee jaar. Dat betekent dat gedetineerden met een gevangenisstraf van meer dan zes jaar een (veel) kortere periode krijgen om onder toezicht en begeleiding te resocialiseren. Dat is niet in het belang van een veilige terugkeer naar de samenleving.
Uitbreiding ondersteuning bij praktische re-integratie
De minister wil niet alleen de langgestrafte maar ook de kortgestrafte gedetineerden ondersteunen bij het realiseren van praktische re-integratiedoelen en al bij het begin van de detentie nagaan of er problemen zijn op het gebied van huisvesting, inkomen (werk of uitkering), schuldhulpverlening, identiteitsbewijs en zorg(verzekering). De Afdeling advisering van de RSJ is blij met deze maatregelen en stelt voor om de Reclassering een structurele plaats en verantwoordelijkheid te geven bij de uitvoering in de penitentiaire inrichtingen.
Onvoldoende aandacht voor resocialisatie
De minister wil het verlof voor gedetineerden beperken tot verlof voor arbeid en praktische re-integratieactiviteiten. De Afdeling advisering stelt dat dat niet genoeg is omdat resocialisatie meer is dan verlof voor deze re-integratiedoelen. Maatregelen om een structurele gedragsverandering bij gedetineerden tot stand te brengen ontbreken in de kabinetsvisie.
Goed gedrag gedetineerden en beperkingen
De minister wil meer dan voorheen het gedrag van de gedetineerde mee laten tellen bij het al dan niet verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling, verlof en extra vrijheden tijdens detentie. De Afdeling advisering van de RSJ is ook voorstander van een persoonsgerichte benadering maar wijst er op dat een groot deel van de gedetineerden een verslaving, stoornis en/of licht verstandelijke beperking heeft en daardoor niet of verminderd zelfredzaam is. Deze gedetineerden willen hun gedrag misschien wel veranderen maar kunnen dit vaak niet of in beperkte mate. Zij hebben ondersteuning en begeleiding nodig, tijdens detentie en daarna.
De Afdeling advisering van de RSJ is bezorgd over deze in de kabinetsvisie beschreven ontwikkelingen en roept het kabinet op niet overhaast te werk gaan en zich nader te bezinnen op de noodzaak en de gevolgen van deze beleidsvoornemens.