Verslag overleg NVSA/NVJSA met Ministerie V&J over verhoorbijstand
Op 29 februai voerden de NVSA en de NVJSA overleg op het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Voorafgaand aan het gesprek was aangegeven dat een ruimere invulling van de rol van advocaten bij politieverhoor dan door het ministerie voorgesteld en een vergoeding op basis van werkelijke tijdsbesteding bespreekbaar zouden zijn. Dat bleek echter niet het geval.
Hangende het wetsvoorstel, waarin rechtsbijstandverlener bij het verhoor wordt gereduceerd tot een toeschouwer, zou het immers, aldus het Ministerie vreemd zijn een andere regeling te introduceren. Daarover verder spreken bleek zinloos. Ook het feit dat het Kamerdebat over de regeling pas plaatsvind nadat het recht op verhoorbijstand al lang is ingegaan en in de praktijk dus allerlei juridische geschillen en grote rechtsongelijkheid zullen ontstaan deed niet af aan het standpunt van het Ministerie.
Ook over een vergoeding op basis werkelijke tijdsbesteding kon toch niet gesproken worden. Dat zou in strijd zijn met het forfaitaire stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. Er werd overigens wel onderschreven dat het uitgangspunt binnen het stelsel is dat 1 uur rechtsbijstand gemiddeld gelijk zou moeten staan aan 1 punt. Dat principe bleek bij gebrek aan onderzoek naar de verhoortijden echter niet ten grondslag te liggen aan de vergoeding voor verhoorbijstand. Men erkende namelijk niet te weten hoe lang verhoren in strafzaken duren. Namens de verenigingen is herhaaldelijk gevraagd waarom die tijdsduur niet is onderzocht nu in veel processen-verbaal van verhoor begin en eindtijd staan genoteerd. Deze cijfers achtte men echter niet betrouwbaar. De verenigingen kunnen geen begrip hebben voor dit standpunt.
Drie uur voor 1 maart kwam er nog een reactie van Van der Steur. Zijn standpunt over de rol van advocaten bij het politieverhoor bleek ongewijzigd. Onder de uitdrukkelijke voorwaarden dat de verenigingen het kort geding zouden intrekken en zouden oproepen eventuele acties te staken kon de vergoeding wel verhoogd worden naar 2 en 5 punten. Dit voorstel hebben de verenigingen afgewezen omdat het niet tegemoet komt aan de inhoudelijke bezwaren. Daarnaast is de vergoeding nog steeds op geen enkele wijze gerelateerd is aan de werkelijke tijdsbesteding.
Verenigingen en vertegenwoordigers van het Ministerie concludeerden dat verdere gesprekken gen zin zouden hebben. De verenigingen zetten het kort geding voort.