De plannen van minister Dekker om het stelsel van voorwaardelijke invrijheidstelling van gedetineerden te wijzigen leiden tot minder toezicht op en begeleiding van gedetineerden die voorwaardelijk vrij komen. Dit kan een grotere recidivekans tot gevolg hebben, is niet in het belang van de slachtoffers en vormt een bedreiging voor de veiligheid van de samenleving. Dat stelt de Afdeling advisering van de Raad voor Strafrechtstoepassing (RSJ).
Op verzoek van minister Dekker voor Rechtsbescherming heeft de Afdeling advisering van de RSJ advies uitgebracht over een voorstel om de voorwaardelijke invrijheidstelling te veranderen. Met de voorwaardelijke invrijheidstelling komen gedetineerden na het verstrijken van tweederde van hun straf onder voorwaarden vrij. Ze moeten zich dan bijvoorbeeld laten behandelen voor een psychische stoornis of verslaving, mogen geen contact met bepaalde mensen zoeken of moeten bepaalde plaatsen mijden (gecontroleerd met een elektronische enkelband). Houdt iemand zich niet aan de voorwaarden, dan moet hij terug de gevangenis in en de rest van zijn straf uitzitten. Jaarlijks komen ongeveer 1.100 gedetineerden op deze manier onder voorwaarden vrij.
Minister Dekker wil de voorwaardelijke invrijheidstelling fundamenteel wijzigen. In de huidige situatie wordt de voorwaardelijke invrijheidstelling van rechtswege verleend: iedereen komt in beginsel voor voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking, tenzij er redenen zijn om daarvan af te zien. Dekker wil het omdraaien: geen enkele gedetineerde komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking, tenzij hij aan bepaalde criteria voldoet. Toekenning van voorwaardelijke invrijheidstelling wordt in de plannen van Dekker van geval tot geval bekeken. Dat kan zelfs betekenen dat gedetineerden helemaal niet voor voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking komen en van de ene op de andere dag vrij komen zonder enige vorm van begeleiding of controle. Dat vindt de RSJ onwenselijk omdat de veiligheid van de samenleving er niet mee gediend is.
De minister wil de voorwaardelijke invrijheidstelling beperken tot maximaal twee jaar. Dat betekent voor gedetineerden met een straf van meer dan zes jaar een (veel) kortere periode van voorwaardelijke invrijheidstelling dan nu. De Afdeling advisering van de RSJ is van mening dat dit de resocialisatiemogelijkheden van langgestraften te veel beperkt. Een langere voorwaardelijke invrijheidstelling maakt het mogelijk langer begeleiding te bieden en toezicht te houden. De veiligheid van de samenleving is daarmee gediend.
De Afdeling advisering van de RSJ meent dat de minister er goed aan zou doen zorg te dragen voor goede voorlichting over het strafrechtstelsel en het belang van voorwaardelijke invrijheidstelling en resocialisatie voor de veiligheid van de samenleving. Daarmee kan ook mogelijk onbegrip over het stelsel worden voorkomen.
De minister stelt ook voor het systeem van detentiefasering en de verlofregeling te wijzigen, maar die plannen moeten nog worden uitgewerkt. De RSJ is voornemens om daarover in een later stadium te adviseren.