24 februari 2017 in Actueel

Bericht over Maatregel kostenverhaal draagkrachtig veroordeelden

Beste leden van de NVSA,

Per 1 maart 2017 treedt de Maatregel kostenverhaal draagkrachtig veroordeelden in werking. Het idee van die maatregel is, dat indien een last tot toevoeging is verstrekt en de rechtszoekende vervolgens onherroepelijk wordt veroordeeld én dan blijkt dat die rechtszoekende op basis van zijn inkomen/vermogen geen recht zou hebben op gefinancierde rechtsbijstand, de aan de advocaat uitgekeerde vergoeding zal worden verhaald op de rechtszoekende. Dat zal worden getoetst door als peiljaar twee jaar voor het moment van de verstrekking van de last tot toevoeging te nemen. Simpel gesteld: als de veroordeelde op basis van zijn inkomen en vermogen geen toevoeging zou hebben verkregen indien hij die zelf zou hebben aangevraagd, moet hij de vergoeding die de RvR aan de advocaat heeft betaald terugbetalen aan de Staat. De veroordeelde cliënt ontvangt vervolgens de mededeling dat hij verplicht is de kosten te vergoeden, waarna hij desgewenst in een bestuursrechtelijke procedure daartegen bezwaar en beroep kan maken. Bij een vrijspraak, OVAR, sepot of toepassing van art. 9a Sr zal deze maatregel niet worden toegepast. Daarbij lijkt een peiljaarverlegging wel mogelijk, maar uiterlijk tot het jaar van de verstrekking van de last tot toevoeging.

Pas eergisteren, op 22 februari, plaatste de Raad voor Rechtsbijstand hierover een bericht op hun website. Dat treft u hier aan: http://www.rvr.org/nieuws/2017/februari/per-1-maart-maatregel-kostenverhaal-draagkrachtig-veroordeelden.html

Teneinde dit mogelijk te maken wordt per 1 maart 2017 een derde en een vierde lid aan art. 43 Wet op de Rechtsbijstand (Wrb) worden toegevoegd, die zullen luiden:

Art. 43 lid 3 Wrb:

lid 3. Indien een raadsman is aangewezen krachtens artikel 39, 40 of 41 van het Wetboek van Strafvordering en indien de uitspraak tegen de veroordeelde onherroepelijk is geworden, kan het bestuur het bedrag ter hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 37, vorderen van de veroordeelde wiens financiële draagkracht de in artikel 34 genoemde bedragen overschrijdt. Omtrent de verplichting tot betaling door de veroordeelde zijn de artikelen 25, derde tot en met vijfde lid, 34a, 34b, 34c en 34d van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder «de rechtzoekende» steeds wordt verstaan: de veroordeelde. Bij gebreke van volledige betaling kan het bestuur na een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht het bedrag invorderen bij dwangbevel als bedoeld in artikel 4:114 van de Algemene wet bestuursrecht.

Art. 43 lid 4 Wrb

lid 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in het derde lid.

Er is nog bijzonder veel onduidelijk. Op de site van de RvR staat vermeld dat nadere informatie hierover vanaf 1 maart 2017 te vinden zal zijn op de site van de Rijksoverheid, terwijl de maatregel per die dag al in werking treedt. Onduidelijk is nu bijvoorbeeld nog:

  • Geldt dit tevens voor een last tot toevoeging die voor 1 maart 2017 is verstrekt?
  • Geldt dit ook voor de vergoeding voor extra uren?
  • Wat als de verdachte wordt vrijgesproken in eerste aanleg en wordt veroordeeld in beroep. Moeten de kosten van de eerste aanleg dan ook worden betaald?
  • Is er een exoneratiebepaling indien sprake is van een onredelijk verhaal, bijvoorbeeld indien de verdachte wordt vrijgesproken voor de belangrijkste feiten en een veroordeling voor een klein feit overblijft?
  • Is er een mogelijkheid tot een peiljaarverlegging na het jaar van de verstrekking van de last, omdat de veroordeelde door zijn detentie mogelijk zijn baan en daarmee het inkomen is kwijtgeraakt op basis waarvan wordt bepaald dat hij de vergoeding moet terugbetalen?

De NVSA is hierover al met de RvR in contact getreden en de tweede week van maart volgt een overleg, waarna we jullie verder zullen informeren.

Een bijkomende vraag is, of de advocaat voor een aanvraag extra uren in een zaak waarin een last is verstrekt op voorhand toestemming moet vragen aan de cliënt. Het zal immers de cliënt zijn, die als hij veroordeeld wordt daardoor een hogere vergoeding aan de Staat zal moeten terugbetalen.

In ieder geval adviseert de NVSA alle leden om de Algemene Voorwaarden en de tekst van de opdrachtbevestigingen per direct zodanig aan te passen, zodat de cliënten op de hoogte zijn van deze verhaalsmogelijkheid. Ook kan eraan worden gedacht om daarin een bepaling over de aanvraag van extra uren op te nemen.

Namens het bestuur van de NVSA,

Jeroen Soeteman
Voorzitter